Wat wil je nu eigenlijk zeggen?

Heb je ook wel eens meegemaakt dat je tegenover je leidinggevende zit en er door zenuwen iets anders uit je mond komt dan je had willen zeggen? Of dat je zo uitvoerig over een gebeurtenis vertelt dat je gesprekspartner de rode draad compleet kwijt is en niks begrijpt van wat je zegt. Of dat je spontaan uitroept ‘wat wilde ik nu toch eigenlijk zeggen?’ en vervolgens dichtklapt.

Dat overkomt iedereen weleens. Zeker als het een onderwerp is waar jijzelf bij betrokken bent en je gezondheidsklachten daar een rol in spelen. Veel belangrijker is hoe je een dergelijke situatie voorkomt.

Een goede voorbereiding is het halve werk. Realiseer je dat een mens nu eenmaal niet zoveel informatie op kan nemen of onthouden. Het is daarom van belang dat wat je echt wilt zeggen kort en bondig formuleert. Het gaat in eerste instantie om de kern van je verhaal. Als je dat helder hebt, kun je ook makkelijker een toelichting en een onderbouwing geven. Je weet immers wat je kwijt wilt.

Neem eens een krantenartikel voor je. In de eerste alinea, meestal vet gedrukt, staat een korte samenvatting van het artikel. Als je nu stopt met lezen weet je toch waar het bericht over gaat. Dat is je boodschap en de kern van je verhaal. Ben je geïnteresseerd in het onderwerp dan lees je het hele artikel voor een nadere onderbouwing en toelichting. Het belangrijkste van het artikel staat bovenaan.

Hoe kom je aan de kern van je verhaal?

1. Weet wie je gesprekspartner is. Het maakt uit of je tegen iemand spreekt die je kent of onbekend voor je is. Is het je direct leidinggevende of een manager daarboven.

2. Wat is het doel van je gesprek? Wat wil je of vraag je van je gesprekspartner? Dat moet duidelijk zijn voor je het gesprek ingaat.

3. Geef antwoord op de volgende vragen:

• Wie?

• Wat?

• Waar?

• Wanneer?

• Waarom?

• Hoe?

Schrijf op wat erin je opkomt. Als je een antwoord niet weet, geen probleem. Mooie zinnen komen later. Dit is de input voor je samenvatting.

4. Zorg dat je concreet bent. Is je verhaal vaag dan komt dat sneller twijfelachtig of ongeloofwaardig over.

5. Formuleer positief. Ons brein heeft moeite met negatieve boodschappen. Je kent het wel: ‘denk niet aan de citroen’. Wat zie je nu? Grote kans dat je direct een citroen voor je ziet en zelfs een zure smaak in je mond krijgt. Als je aangeeft dat je het op deze manier niet meer wilt, kan je baas daar weinig mee. Als je aangeeft ‘ik wil het graag zus en zo’ kan hij of zij daar meer mee. Hij heeft er gelijk een beeld bij.

Een ander voordeel als je positief formuleert is dat je je constructief opstelt. Je geeft aan dat je graag meedenkt aan en naar oplossingen zoekt.

6. Laat weten wat het onderwerp met je doet. Als je iets van je gesprekspartner vraagt, is het wel handig als diegene begrijpt waarom.

7. Spreek je met een onbekend iemand, geef dan even aan wie je bent en wat je doet. Het komt echter vaak voor dat je ervan uit gaat dat je gesprekspartner dit wel weet terwijl dit heel anders blijkt te zijn.

8. Het is handig als je een of meerdere voorbeelden achter de hand als je gesprekspartner meer informatie wil.

De kern van je verhaal staat. Rest nog 1 ding. Oefen het gesprek van te voren. Voor de spiegel of vertel het je partner of een goede vriend(in).

Hoe bereid jij een gesprek voor? Ik lees je ervaringen hieronder graag.